27 September, 15:30, Muar
“Kopi 434” heet de tent waar ik dit verslagje schrijf. ‘Kopi‘ is Maleisisch voor ‘koffie’ en wordt ook in Singapore gebruikt. Het is daarom het eerste woord wat ik herkende toen ik de grens overstak en nu sluit ik er weer mee af.
Ik moet twee uur op mijn bus naar Johor Bahru wachten (vanwaar ik de grens naar Singapore over kan steken) en heb geen internet, dus ben ik dit verhaaltje maar gaan typen. Dit wordt trouwens de eerste bus die ik ga nemen, maar door het lange wachten begin ik steeds meer te twijfelen of ik deze rit ook niet maar gewoon moet gaan liften. Het enige wat me tegenhoudt is het feit dat ik maandag om 08:30 weer op mijn werk moet verschijnen en om alle onzekerheden uit te sluiten toch maar gewoon op safe moet spelen.
Die tent waar ik zit, Kopi 434 is trouwens een soort Maleisische Starbucks en het kopje vers gemaalde 100% Arabische bonen wat ik net op heb kostte maarliefst het schokkende bedrag van RM 6,90, omgerekend €1,40! Duurder dan mijn hele maaltijd van gisteren, inclusief huisgemaakte appelsap on the rocks. Maleisië is ontzettend goedkoop en dat is wel even lekker na 4 weken in het dure Singapore gewoond te hebben.
Woensdag 23 September: Door de jungle van de Bureaucratie
Het begon toch wel een beetje te kriebelen woensdag. Ik heb toch al best wel wat van de wereld gezien, en ik ben niet bang aangelegd, maar toch was ik op alle vorige tripjes altijd vergezeld geweest door iemand. Dit werd eigenlijk mijn eerste keer écht alleen en ik gooide mezelf meteen voor de leeuwen om dan maar meteen te gaan liften en zo min mogelijk in hotels te slapen. Ik had de dag van tevoren op het nippertje nog een hangmat bij de Ikea kunnen kopen, nadat rondvraag bij vrienden voor een tentje op niets was uitgelopen en ik in winkels ook geen tentje gevonden had.
Ik had woensdagochtend mijn gebruikelijke ontbijt overgeslagen om mijn tas in te pakken, maar volgens mij was ik nog een beetje slaperig. Resultaat: paar onderbroeken, paar shirtjes, korte broek, zwembroek, tandenborstel, shampoo, telefoon-oplader. Géén: lange broek, deken om onder te slapen en aansteker. No worries, komt allemaal goed.
Mijn natte handdoek van mijn ochtend-douche op het werk nog buiten laten drogen en omdat ik toch eigenlijk wel schoenen en sokken wilde meenemen uiteindelijk mijn semi-nette werkschoenen en sokken nog maar meegenomen. Na het werk op de wc omgekleed en op mijn slippertjes liep ik naar buiten. Mijn baas vroeg zich nog af ‘of ik naar het strand ging’.
Ik nam de metro naar het meest noordelijke puntje en zag tot mijn schrik dat de rij, voor de bus naar de Singaporese grens, super lang was. Maar snel wat take-away voedsel gehaald en in de rij op staan eten. Rij ging uiteindelijk ook supersnel, dus voordat ik de helft op had zat ik al in een volgepropte bus. Waarom was het zo druk, hoor ik u vragen? Donderdag is een islamitische vakantie in Singapore en daarom gingen veel Singaporezen, die roots in Maleisië hebben, woensdagavond ook die kant op.
Busje stopte vervolgens bij de Singaporese grens, waar iedereen eruit moest en in de rij voor de paspoort controle mocht gaan staan. Alwaar ik de tweede helft van mijn take-away heb op staan eten. Met een gloeiend hete bek, de mevrouw van het eetstalletje had me nog gewaarschuwd dat het spicy was, stond ik vervolgens voor de douane me rouw en die vond het allemaal prima. Daarna wéér een lange rij in. Deze keer voor de bussen naar de Maleisische grens. Bus in. Bus uit. Weer paar stempeltjes en een dikke 2 uur later stond ik dan eindelijk in Johor Bahru, JB (fonetisch: ‘Djee Bie’) voor de locals.
Heb daar een tijdje door de stad geslenterd en omdat het al redelijk laat was besloten om hier maar de nacht door te brengen. JB kwam niet altijd even kuis op me over. In sommige steegjes en straatjes voelde ik me niet helemaal op mijn gemak. Ik kon ook niet echt een parkje vinden waar ik mijn hangmatje kon uitrollen en daarom besloot ik maar om rustig aan te beginnen en een goedkoop hotelletje te nemen. Het Meldrun hotel had een ‘dorm’ voor RM 49, €10, en later bleek dat ik de enige was op die kamer. Het was een uur of tien en ik was nog vol energie dus besloot om een taxi naar ‘The Zone’, een soort van uitgaansgebied, te nemen. Toen ik daar een kroeg binnenstapte merkte ik al meteen dat je een soort van beroemdheid bent in dit soort plekken waar nooit een blanke komt. Iedereen kijkt je aan en je voelt dat er wordt gesmiespeld en gelachen als je voorbij bent gelopen. Ik bestelde een flinke pint en de mevrouw vond het heel raar dat ik ‘geen tafel had’.
Net als in andere Aziatische landen is het uitgaan hier heel anders dan in Europa. Overal heb je groepjes vrienden die, zittend aan tafel, eten en drinken. Na vijf minuten rondlopen werd ik aangesproken door een vriendelijke meneer. Waar ik vandaan kwam etcetera etcetera. Ik moest ze vergezellen en aan het eind van de avond keek ik met m’n linkeroog in m’n rechterbroekzak. Ze vonden het namelijk fascinerend om te zien hoeveel ik kon drinken, of ze wilde me gewoon onder de tafel krijgen. Dus kwamen ze één voor één met me proosten en het ritueel wil dan dat je, samen met degene waarmee je proost, een klein glaasje bier achteroverslaat nadat je ‘Gampong’ hebt geroepen. Het werd erg gezellig en volgens mij was er een liveband, was er iemand jarig, ben ik aan heel veel vrouwen voorgesteld en heb ik nog wat engelse nummers aangevraagd. Op een gegeven moment leek het me wijs om naar huis te gaan en ik ben nog steeds blij om dit momentje van helderheid.
Het is ondertussen tijd om naar de bus te gaan. Ik laat mijn gezelschap achter: een familie die door de drukte aan mijn tafeltje plaats heeft genomen en waarmee ik een leuk gesprek had en drie meisjes die ontzettend vaak oogcontact zochten en telkens op het punt stonden om te vragen of ze met me op de foto mochten. Helaas, ze hebben te lang getwijfeld en deze vogel is gevlogen.
Donderdag 24 September: Maleisische gastvrijheid
Oké, mijn plan was om rond 9 uur mijn weg te vervolgen, maar dankzij mijn kater en het geweldige idee om mijn wekker uit te zetten word ik om 11:30 wakker. Oeps. Snel ff een ontbijtje tegenover het hotel. Ik wordt aangesproken door een hele enthousiaste meneer die rond deze tijd al zijn weet-ik-veel-
hoeveelste biertje besteld. Ik kan hem niet verstaan, maar dat blijkt in deze lange monoloog ook niet nodig. Ik heb af en toe het idee dat ie geld wil en dus schrok ik de noodles voor mijn neus snel naar binnen. Ik laat een teleurgestelde man, in het midden van zijn betoog, achter en loop naar de kustweg.
Het is een beetje hetzelfde gevoel als op iemand afstappen voor een gunst: je hebt even een aanmoediging nodig van iemand, of in dit geval van jezelf. Dus voordat ik aan de juiste kant van de weg met mijn duim omhoog stond, twijfelde ik heel erg over ‘of dit wel de juiste plek was’, ‘of dit wel de juiste weg was’ etcetera. Smoesjes. Nadat ik tegen mezelf gezegd had dat ik het maar gewoon moest doen, ben ik daar gaan staan en heb met de eerste auto’s oogcontact gezocht.
Ik denk dat het vijf minuten duurde voordat ik beet had. Een gast van rond mijn leeftijd stopte en vroeg waar ik heen moest.
Die ochtend had ik voor mezelf besloten dat ik de westkust maar eens ging bezichtigen. Mede doordat ik de hele stad door zou moeten om de wegen richting het oosten te bereiken, lag dit meer voor de hand. Ik had op de kaart gekeken en zag dat Pontian een redelijke eerste bestemming zou zijn.
Ik antwoordde dus dat ik naar Pontian wilde, maar ik denk dat hij me verkeerd begreep en dus dropte hij me bij het busstation mídden in de stad. Een slecht begin dus. Later zou ik er achter komen dat liften sowieso niet echt een bekend fenomeen is in Maleisië, iedereen wil je naar het busstation brengen. Omdat ik weet dat liften midden in de stad niet uithaalt, beter neem je strategisch plaats aan de rand van de stad, besloot ik om een lokaal busje te nemen naar de rand van de stad.
Rond 13/14 uur belandde ik in Pontian. Ik besloot om maar eens langs de zee te gaan struinen, maar dankzij de smog (lang verhaal kort: Indonesië verbrand zijn rijstvelden en de rook komt in Singapore en Maleisië) was dit niet echt de moeite. Dus maar weer naar het eind van het stadje aan de hoofdweg gaan staan.
Hier werd ik door drie jongens op brommers aangesproken. Wat ik aan het doen was. Waarom ik in godsnaam (lees: Allah’s naam) naar Ayer Baloi, het volgende stadje noordwaarts langs de kust, zou willen. Het was moeilijk om ze ervan te overtuigen dat het echt niet uitmaakte, sterker nog: des te beter was, dat er ‘niks te doen was daar’. Ik werd daarna opgepikt door een vader met zijn zoontje. Ik denk dat ik er hier ongeveer achter kwam dat ‘Malay’ graag foto’s en liever nog selfie’s maken. Na een uitgebreide photoshoot onder het rijden zetten ze me met de hartelijke groeten af in Ayer Baloi.
De jongens hadden gelijk, er was weinig te doen. Ik at wat in een lokaal tentje, kreeg nog wat ‘in bladeren ingepakte vispastei’ cadeau van deze aardige mensen en mocht 1 euro aftikken.
Ik liep langs een school, die gesloten was door de vakantie en besloot om de jongetjes die aan het basketballen waren de vergezellen. Taal is wat betreft een overbodige luxe want met hand en gebaar kwamen we tot de consensus dat ik mee mocht doen met het spelletje.
Een goeie drie kwartier later, toen ik nog steeds niet had weten te winnen, het al laat begon te worden en toch nog wel een stukje verder zou willen komen vandaag, vervolgde ik mijn weg.
Hier werd ik opgepikt door wat mijn leukste gezelschap van deze trip bleek te zijn. Een man, vrouw (die even snel haar hoofddoek weer om moest doen) en dochter, ontzettend aardige mensen. Ze vertelden en vroegen honderduit. Zij kwamen vanuit JB en gingen bij familie op bezoek. Ik vertelde over mijn trip en Nederland. Ze vroegen of ik misschien zin had om mee te gaan naar haar familie, in de buurt van Senggarang, en als ik wilde kon ik daar zelfs blijven slapen. Dit waren precies de momenten waarop ik gehoopt had.
Toen we vlak voor Senggarang de weg afgingen, waarop het wegdek van asfalt naar kiezel naar even later alleen wat bandensporen in de grond ging, wist ik niet wat me te wachten stond. We stopten bij een houten huis met ongeveer 5 auto’s voor de deur, midden in iets wat niet beter te omschrijven is dan jungle.
Ik werd meegenomen en aan iedereen voorgesteld. Ik denk dat er wel 20/25 familieleden waren, van heel jong tot heel oud. De sfeer was fantastisch, iedereen deed zijn ding en na een paar uur was iedereen gewend aan mijn gezelschap en was iedereen, inclusief mezelf, de verlegenheid voorbij.
Buiten waren wat mannen koeienpoten boven het vuur aan het braden. De kleintjes stoeiden wat af. En binnen waren de vrouwen aan het koken: Nasi Goreng (totaal anders dan hoe we het in Nederland kennen), gefrituurde bananen en rijstpakketjes ingepakt en samengeperst in plastic zakjes. Ik moest natuurlijk alles proberen en dat deed ik ook met plezier.
Toen ik buiten poolshoogte ging nemen hoorde ik telkens onverklaarbare geluiden vanuit de jungle. Mij werd verteld dat het apen waren en. ‘Dat ze ‘s middags vaak richting de huizen kwamen’. Er werd mij ook met volle trots verteld dat opa een jachtgeweer had en dan in de middag vaak wat aapjes ging schieten. Dus…
‘s Avonds gingen we nog nachtvissen met een gedeelte. Aas bestond uit levende garnalen (schijnt beter te zijn als ze nog leven?) en wormen. Ik heb weinig gevist in mijn leven maar ik vond het wel leuk. Ik heb best vaak vissen aan mijn lijntje voelen knabbelen maar telkens als ik de lijn ophaalde bungelde er niks aan. En ik was niet de enige want niemand had beet die avond. Toen we terugkwamen in het huis kwam ik erachter dat het huis niet echt slaapkamers had en dat iedereen in de grote woonkamer op de grond ging slapen. Wat erg knus en gezellig was. Helaas kwam ik er ook achter dat Malay dan ook écht op de grond slapen en niet op matjes of kussentjes ofzo. Dat werd afzien.
Vrijdag 25 September: Op de bonnefooi richting een Nationaal Park
Nadat ik ‘s nachts toch maar de kussens van de stoelen provisorisch als matras heb gebruikt, omdat ik écht niet kon slapen op een harde vloer (nee zelfs ik niet), toch nog wat uurtjes kunnen slapen.
‘s Ochtends lekker ontbeten. Malay blijken niet alleen ‘s avonds pittig te eten, nee ook het ontbijt is gewoon flink pittig. Vervolgens een aanbod af moeten slaan om met de vrouwen langs de kust slakken te gaan verzamelen. Daarna vroeg ik of we nog even met z’n allen op de foto konden en dat vonden ze natuurlijk fantastisch. Daarna werden er nog flink selfie’s met me gemaakt en iedereen wilde mijn Facebook hebben.
Toen kwam het moment van het afscheid. Het gezin (niet alle namen zijn blijven hangen helaas) die me de dag daarvoor had opgepikt waren nog zo vriendelijk om me bij het busstation van het volgende grote stadje, Batu Pahat, af te zetten. Zo’n 20 km heen én terug: ongelooflijke gastvrijheid en welwillendheid. Nog wat laatste selfie’s en toen stond deze jongen er weer alleen voor. Even wachten totdat ze weg waren en vervolgens weer weglopen bij het busstation, richting de volgende strategische lift-plek. Was een flink eind lopen, ik denk een uur. Ik besloot om bij de winkels langs de weg een kartonnen bordje te maken met mijn volgende doel erop: Yong Peng.
Ik had die ochtend besloten om richting een Nationaal Park te gaan, wat ik op Google Maps had zien liggen. Mede doordat de kust door de smog toch niet zo exotisch was en doordat ik wel zin had in wat meer natuur.
Het bord bleek zijn vruchten af te werpen, binnen no-time had ik weer een lift te pakken. Of zou het toch die charmante glimlach zijn? Het volgende gezelschap was weer een gezin en waren weer moslim’s. Wat ik van deze lift onthouden heb is dat ik echt in gevecht was met mijn oogleden: zij wilden omlaag, maar mijn brein wilde ze omhoog hebben. Ik schokte een paar keer wakker, van wat ik hoop een milliseconde slaap is geweest. De beste mensen zetten me af bij de moskee in Yong Peng.
De volgende lift ben ik vergeten. Wat ik me herinner is dat de wegen steeds kleiner werden en daardoor het liften steeds makkelijker. Mensen zijn je geneigd eerder mee te nemen in the middle of nowhere, dan in de grote stad.
Volgens mij was het weer een gezin die me afzette 4 km voorbij Chaah, op de kruising van de weg naar mijn volgende bestemming: Bekok.
Op die kruising stond een man een soort chips te verkopen alleen waren het dan gebakken bananen, erg lekker.
Ook dit wachten duurde maar even, ik werd door een man meegenomen, waarvan ik begreep dat hij ook iets met het Nationaal Park van doen had. Hij gaf me een foldertje mee en dropte me bij het registratie-kantoor. Bekok is het laatste grote dorp voor je richting het NP gaat. Het kantoor voor registratie was gesloten en ik begreep van het bord dat ze om 14 uur weer open zouden gaan. Mooi de tijd voor mij om lekker een halfuurtje mijn ogen dicht te doen. Nadat ik rond kwart over twee wakker werd en het kantoor nog steeds geen teken van leven gaf ben ik bij het winkeltje ernaast gaan informeren. De beste man was bereid om even wat belletje te plegen en een paar minuten kwam er een aardige jongen op een brommertje aangereden. Hij had nog nooit meegemaakt dat iemand zonder tour het park in wilde en vooral zonder transport ernaartoe. Het is vanuit Bekok namelijk nog zo’n 30 km naar ‘basecamp’.
Helaas kostte het RM32 om een nacht in het NP door te brengen, goed ik had nu al A gezegd. Terug naar het winkeltje om wat boodschappen in te slaan: 5,5 liter water, flink pak instant noodles, twee pakken brood en een blikje tonijn.
Ik begon lopend richting het NP te gaan en kwam al snel een auto tegen met 4 gasten rond mijn leeftijd die me graag meenamen. Ze vroegen of ik ook naar ‘de waterval ging’. ‘Ja joh tuurlijk, ik wil best naar de waterval’. Dus wij naar de waterval. Bleek echt te stikken van de mensen uit omliggende dorpjes die lekker kwamen zwemmen in iets wat meer een beekje met wat stroomversnellinkjes bleek dan een waterval.
Na een lekkere plons, ik was ondertussen alweer flink nat van het lopen met bepakking, in het water en de nodige foto’s met de vrienden die ik gemaakt had, vond ik het tijd om weer te gaan. Het was alweer eind middag en ik had nog een flink stuk voor de boeg en ik wist niet in hoeverre ik een lift kon scoren. Afscheid van mijn vrienden, droge kleren aan en lopend richting de weg naar het NP. Wist nog een klein liftje te scoren voor deze 2 km terug naar de hoofdweg, scheelt weer lopen.
Toen ben ik maar gaan lopen. Het vervoer dat langs kwam waren eigenlijk alleen brommers en ze waren vaak al volgepakt. In Azië kan je gerust met 6-en op een brommertje. Op een gegeven moment hoor ik een voertuig aankomen. Ik draai om om te kijken of het een eventuele lift is. Helaas, twee mannen op een scooter. Ze gebaren iets maar ik snap niet wat. Ik loop weer door en begin me zorgen te maken dat dit wel eens een lastig stuk kan gaan worden. Ik loop met een volle Eastpak, 5.5 liter water (voor de snelle rekenaars is dit een extra 5.5 kilo) en wat voedsel in de volle zon.
Even later zie ik tot mijn verbazing de twee mannen weer terugkomen. Nu alleen op twee verschillende brommers. Super! Ze praten geen Engels maar ‘meneer in rood shirt’ gebaart me om achterop te springen. Hij knalt met een ontzettend hoge snelheid de jungle door. Helaas heb ik in 1 hand mijn water en eten vast en met de andere de meneer vast, dus kan ik geen filmpje maken. Maar het is een fantastische rit met schitterende uitzichten! We stoppen bij het eerste dorpje op de weg naar het NP. In het registratie-kantoor heb ik begrepen dat het er 5 in totaal zijn, voordat je het NP bereikt. Ik ben er dus nog lang niet maar het begin is gemaakt.
Hij rijdt maar naar een/zijn huis, waar mensen/familieleden een kaart spelletje aan het spelen zijn. Dit zijn hoogstwaarschijnlijk Orang Asli, het volk wat in deze omgeving woont. Niemand spreekt Engels maar wat vriendelijke glimlachen heen en weer is genoeg. Ze spelen rustig door en ik observeer. Ondertussen is ‘meneer in rood shirt’ druk bezig. Hij rijd af en aan met zijn brommer en sleutelt wat aan andere brommers. Ik maak me geen zorgen: ik heb het idee dat ik in goede handen ben, dat ‘meneer in rood shirt’ bezig is om me verder te krijgen en bedenk me dat ik anders vast wel hier de nacht mag doorbrengen.
Op een gegeven moment wordt er druk gebaard dat we weer verder gaan. Ik weet het niet zeker, maar ik denk dat ‘meneer in rood shirt’ een van de vele brommers gemaakt heeft of de dempers heeft aangepast (wat zeker nodig is voor het vervolg van de weg). We vervolgen de weg dus op een nieuwe brommer.
De weg wordt inderdaad steeds slechter maar blijkbaar is dit geen teken voor de meneer om gas te minderen. Het is een wonder dat het brommertje met zoveel gewicht deze rit uieindelijk heeft overleefd. We kruisen dorpje nummer twee, drie, vier en uiteindelijk ook vijf. De dorpjes heten kampung en bestaan telkens uit een handvol houten huisjes.
De meneer is uiteindelijk zo aardig om me zelfs de laatste 6 kilometer naar het ‘basecamp‘ te rijden. Al met al heeft ie me toch zo’n 25 kilometer over beroerde wegen helemaal naar mijn eindbestemming gebracht, dus ik ben superblij en kan hem wel knuffelen. Ik geef hem RM10 en hoop zo de benzine-kosten te dekken.
Ik ben dus voor het donker al in het NP en tot mijn opluchting zie ik dat er nog andere tentjes staan. Ik word meteen benaderd door een meneer en hij verteld me dat het een grote groep van zon 6 Maleisische families zijn die elk jaar 2 keer met elkaar gaan kamperen. Ik ben blij dat ik niet alleen in deze jungle in mijn hangmatje hoef door te brengen. Ze nodigen me uit voor het avondeten (wederom lekker: kip van de barbecue, nasi goreng en wat andere Maleisische lekkernijen). We praten wat ‘s Avonds en ze nodigen me uit om morgen met ze mee te gaan met een hike. Super!
Ik hang mijn hangmatje op, pak mijn dekentje (die ik die dag nog even snel in een winkel heb gekocht) erbij en probeer te slapen. Één probleem: ik heb ergens gelezen dat er in dit NP tijgers rondlopen, dus ik kan de slaap maar moeilijk te pakken krijgen. Uiteindelijk pak ik wat uurtjes mee. En, niet heel toevallig, droom ik over een tijger die mijn hand er half afknabbelt.
Zaterdag 26 September: Hike naar de waterval
Gelukkig is het rond half zeven weer licht en kom ik rond half negen mijn hangmatje uit. Er wordt alweer volop gekookt door de vrouwen. Ik besluit om het aanbod voor gratis ontbijt af te slaan en aan mijn brood met tonijn te gaan beginnen, best smakelijk.
Daarna wordt er al gauw aanstalten gemaakt om te beginnen met de trekking. Iedereen heeft ‘climacool shirtjes’ bergschoenen, lange broeken tegen de bloedzuigers en waterdichte rugzakken. Ik moet het helaas doen met een katoenen shirtje, (mijn enige) korte broek, lange sokken en werkschoenen (goeie call geweest om mee te nemen!).
Nog een paar foto’s en de mannen en één vrouw zijn op weg. Het plan is alsvolgt: 1,5 uur naar de waterval, klein uurtje zwemmen en rusten, 1.5 uur terug.
Nadat er een gebed tot Allah is gedaan, beginnen we aan de tocht. We starten meteen met een stijl stuk en dat gaat je niet in de koude kleren zitten. Ik ben meteen helemaal drijfnat van het zweet. Het is al best vochtig in Singapore en Maleisië, maar de vochtigheidsgraad in de dichte jungle ligt nog een stuk hoger. Het is trouwens wel echt prachtig, we lopen langs mooie rivieren, schitterende varens, palmbomen en horen ontzettend veel vogels en apen. Wist je trouwens dat één bepaalde aapsoort een autoalarm echt supergoed kan nabootsen? Die beesten maken echt de meest vreemde geluiden. Helaas blijft het bij horen en wat bewegende bladeren want ze zijn flink mens-schuw.
Na anderhalf uur lopen bereiken we de waterval. Het heeft al flink wat energie gekost dus ik ben blij met de pauze. Ik was het zweet uit mijn kleren en hang het te drogen. We zwemmen in de waterval en spelen tarzan met de lianen die er hangen.
Na een klein uur trekken we onze kleren weer aan en gaan we dezelfde weg weer terug. Ohja, dat van die bloedzuigers was niet gelogen, ben uiteindelijk superblij met mijn lange sokken. Die beesten zijn dus echt bloed-irritant (snap je?) Ik heb er minimaal 5 op mijn been gehad. En je krijgt ze er bijna niet af, of ze zuigen zich vervolgens aan je duim vast. Vuur houden ze trouwens niet van, dus een aansteker er tegenaan is het beste.
Eenmaal terug in het basecamp nog wat gezwommen met de kleine kinders en vervolgens een klein tukje gedraaid in mijn hangmatje. De familie’s vertrokken rond 17uur richting de bewoonde wereld en vroegen of ik mee wilde: perfect! Want no way dat ik hier een meneer met of zonder rood shirt zou kunnen vinden die me vanuit hier weer 30 km terugrijdt! Die familie’s hadden ook nog eens allemaal 4×4’s, dus de terugweg was nog lachen ook. Ze droppen me weer af in Yong Peng en natuurlijk bij het busstation. Na het inmiddels gebruikelijke foto-momentje, met mij als stralend middelpunt, en het uitwisselen van Facebook namen (ik wil niet weten hoeveel verzoeken ik straks heb als ik weer internet heb), nemen we hartelijk afscheid. Weer een voorbeeld van Maleisische gastvrijheid, deze mensen.
Goed. Ik ben dus weer in Yong Peng, stadje waar ik eerder ook al was. Ik heb nog een avond en een dag in Maleisië en ik vind het zonde om nu alweer richting Singapore te gaan. Ik las ergens dat Muar een leuke stad is en het is niet ver van hier, iets met 1+1.
Helaas blijkt de weg naar Muar een snelweg te zijn. Ik besluit net voor de tolhuisjes te gaan staan met de gebruikelijke duim omhoog. Ik wordt alweer snel opgepikt door, jazeker, een familie. Ze zeggen dat Muar van de snelweg afligt en dat ze zelf naar Kuala Lumpur gaan. Uiteindelijk zeggen ze dat ik moet stappen. Na een prettig gesprek met vader en moeder, de dochters zitten lekker een filmpje te kijken op de entertainment set in de auto, kom ik erachter dat ze inderdaad bereid zijn om me best een flink stuk van de snelweg helemaal in het centrum van de Muar willen droppen: geen woorden voor. Ik vraag me oprecht af of mensen in bijvoorbeeld Nederland drie kwartier zouden willen omrijden om iemand, die ze niet kennen, af te willen zetten! Ik meen oprecht dat moslims het aardigste/welwillendste/onbaatzuchtigste volk op aarde zijn. Geert
Wilders zou eens een soortgelijk tripje moeten maken, kijken wat’ie daarna te zeggen heeft.
Ik sta dus in Muar. Ik stink als een beest. Heb me sinds de jungletocht niet meer met zeep gewassen. Heb in de auto waar ik net uit ben gestapt serieus tegen de deur aangezeten omdat ik bang was dat ze me zouden ruiken en de auto uit zouden flikkeren.
Ik ben dus opzoek naar een goedkoop hotelletje waar ik me kan wassen. Ik zit welgeteld 5 tellen op een bankje om Dan Jing een smsje te sturen als er een Chinese man naar me toekomt. Of ik problemen heb. Ik zeg dat ik een goedkoop hotelletje zoek. Hij geeft me eerst de naam door van een hotel. Daarna zegt’ie opeens: ‘weet je, je zou misschien ook gratis in de moskee kunnen slapen, moet je ff daarheen lopen.’ Dat lijkt me echt fantastisch, slapen in een moskee, past mooi in het rijtje plus is gratis. Helaas was de moskee al dicht. Maar ik ga het zeker onthouden voor een volgende keer.
Dus toch maar het hotelletje genomen. Serieus het smerigste hotel wat ik ooit heb gezien. Die gast zegt: ‘als je water wil moet je daar even een flesje pakken’. Later blijkt dat die dop al ooit los is geweest en dat het gewoon bruinig kraanwater is. Wat een mafkees!
Ik heb serieus mijn hangmat op de dekens gelegd en ben onder mijn eigen dekentje gaan liggen. Snel weer weg dus, het is 23 uur en ik zag dat tegenover voetbal werd gekeken. Ik heb nog een helftje Manchester United-Sunderland gekeken en Depay&Blind en co. gingen aardig tekeer. Het publiek ook trouwens, opvallend veel mensen (en zelfs hele families) in ManUtd-shirtjes gezien.
Ik hoopte dat daarna misschien Ajax werd uitgezonden, maar helaas gaf het programma eerst HSV-Schalke en daarna PSV-NEC. Geen verstand van voetbal, die Maleisiërs, bleek maar weer. Uiteindelijk best moe, dus mijn hangmat-bedje opgezocht.
Zondag 27 September: Back home
Flink uitgeslapen, 11:30 aangetikt. Uitgecheckt en mijn tas even achtergelaten bij de receptie.
Heb een rondje Muar gedaan maar er is eigenlijk bar weinig te beleven. Bij een parkje ontbeten met iets wat een salade moest voorstellen en gefrituurde tofu, kip, en andere dingen. Wist niet wat ik besteld had en zat eigenlijk niet echt te wachten op gefrituurde dingen bij het ontbijt, maargoed.
Toen dus ff rondje stad gedaan, maar was echt weinig te zien op wat leuke tempeltjes na.
Toen ben ik rond 15 uur naar het busstation gelopen, maar helaas was de eerstvolgende beschikbare bus pas om 17 uur beschikbaar. Daarop ben ik bij Kopi 434 naar binnengelopen en daarmee is mijn verhaal rond.
Ik ben ondertussen al gearriveerd in JB, heb de bureaucratische poespas weer doorlopen en ben bijna weer in mijn studentenhostelletje.
Nog x verhaal gelezen , geweldig.
Je moederke Miriam